Udlændinge- og Integrationsudvalget 2017-18
UUI Alm.del
Offentligt
1872424_0001.png
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Directoraat-Generaal
Vreemdelingenzaken
Directie Migratiebeleid
Asiel, Opvang en Terugkeer
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
www.rijksoverheid.nl/venj
Ons kenmerk
2059065
Bij beantwoording de datum
en ons kenmerk vermelden.
Wilt u slechts één zaak in uw
brief behandelen.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum
11 april 2017
Onderwerp EHRM uitspraak in de zaak Paposhvili v. België
Op 13 december 2016 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
(EHRM) uitspraak gedaan in de zaak van de Georgische vreemdeling Paposhvili
tegen België.
1
Betrokkene stelde - kort gezegd - dat hij vanwege zijn medische
toestand niet naar Georgië kon terugkeren, en dat een gedwongen terugkeer naar
dat land in strijd zou zijn met de verplichtingen van België onder artikel 3
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Omdat het Hof in de
uitspraak ingaat op het beschermingsniveau van artikel 3 EVRM in relatie tot de
uitzetting van ernstig zieke vreemdelingen, heb ik bezien wat de uitspraak
betekent voor het Nederlandse beleid en praktijk. Hieronder schets ik de
rechtspraak van het EHRM en vervolgens mijn conclusies voor hetgeen dit
betekent voor het nationale beleidskader.
Jurisprudentie van het EHRM
Blijkens vaste jurisprudentie van het EHRM kan een vreemdeling die medische,
sociale of andere zorg ontvangt in beginsel aan artikel 3 EVRM geen recht
ontlenen zijn verblijf in een land voort te zetten.
2
Alleen in uitzonderlijke
omstandigheden kan uitzetting in het licht van dwingende humanitaire
omstandigheden schending van artikel 3 EVRM opleveren. Behoudens in de zaak
St. Kitts heeft het EHRM in geen enkele uitspraak aangenomen dat uitzetting in
verband met de (somtijds zeer ernstige) medische problemen strijd zou opleveren
met artikel 3 EVRM.
3
In de St.Kitts-zaak waren die bijzondere omstandigheden
gelegen in het feit dat de vreemdeling al in een kritieke fase van zijn ziekte was
en
"appeared to be close to death",
dit gecombineerd met het feit dat verpleging
en medische zorg niet was gegarandeerd en er geen familie was die voor opvang
of zorg wilde zorgdragen. Uit het arrest bleek weliswaar dat het EHRM de
mogelijkheid openhield dat ook in andere gevallen sprake zou kunnen zijn van
zeer uitzonderlijke omstandigheden, maar dat het Hof tot uitgangspunt nam dat
de drempel hoog moest blijven. In de Nederlandse uitvoeringspraktijk werd de
norm "appeared to be close to death", in het kader van asiel, ingevuld met een
overlijden binnen een week.
Op 13 december 2016 heeft de Grote Kamer van het EHRM uitspraak gedaan in
de zaak van de Georgische vreemdeling Paposhvili tegen België. Betrokkene leed
1
2
3
nr. 41738/10
EHRM 24 juni 2003, Henao tegen Nederland, nr. 13669/03
EHRM 2 mei 1997, D. tegen Verenigd Koninkrijk (St. Kitts), nr. 30240/96
Pagina 1 van 3
UUI, Alm.del - 2017-18 - Endeligt svar på spørgsmål 456: Spm. om oplysning om ministeriet under arbejdet med at fortolke Paposhvili-dommens betydning for dansk praksis har hørt andre europæiske lande om deres fortolkning og evt. implementering af dommen, til udlændinge- og integrationsministeren
aan chronische lymfatische leukemie en ontving ter behandeling onder andere
chemotherapie en medicijnen. In deze uitspraak geeft het EHRM voor het eerst
invulling aan de “andere uitzonderlijke omstandigheden” die onder artikel 3 EVRM
in de weg kunnen staan aan uitzetting van ernstig zieke vreemdelingen. Het
EHRM overweegt dat deze “andere uitzonderlijke omstandigheden” inhouden dat
de vreemdeling
lijdt aan een ernstige ziekte die een dusdanig stadium heeft
bereikt dat hij door de uitzetting, bij een gebrek aan medische voorzieningen,
komt te verkeren in een situatie van serieuze, snelle en onomkeerbare
verslechtering van zijn gezondheid resulterend in een intens lijden of een
significante afname van zijn levensverwachting.
Daarbij benadrukt het Hof nog
immer en expliciet dat de drempel hoog moet blijven, dat de impact van de
uitzetting op de gezondheidssituatie een zekere mate van speculatie in zich heeft,
en dat een vreemdeling aan artikel 3 EVRM niet het recht kan ontlenen op een
specifieke medische behandeling in zijn land van herkomst die niet beschikbaar is
voor de rest van de bevolking.
Vervolgens wijdt het EHRM enkele overwegingen aan de beoordeling die op
nationaal niveau plaats dient te vinden over de beschikbaarheid en
toegankelijkheid van de medische behandeling bij terugkeer. Het EHRM geeft aan
dat beoordeeld dient te worden of een eventueel benodigde behandeling voor de
vreemdeling beschikbaar is. Voor de invulling van deze toets verwijst het EHRM
naar de gebruikelijke passages met betrekking tot de bewijslastverdeling; in
beginsel ligt de bewijslast, ook bij medische aspecten bij de vreemdeling. Ook
verwijst het EHRM naar eerdere uitspraken waarin onder meer de geografische
omstandigheden, kosten van de zorg en aanwezigheid van een sociaal netwerk bij
de beoordeling zijn betrokken. In die eerdere uitspraken is de enkele
omstandigheid dat de kosten voor de behandeling erg hoog zijn of dat er een
grote afstand moet worden afgelegd voor het EHRM géén reden geweest om aan
te nemen dat sprake is van schending van artikel 3 EVRM. Indien er, uitgaande
van genoemde bewijslastverdeling en beoordelingskader, serieuze twijfels zijn of
de vreemdeling daadwerkelijk toegang krijgt tot benodigde zorg in het land van
herkomst, zullen echter individuele garanties in het land van herkomst door de
uitzettende Staat moeten worden verkregen.
Beleidskader
In Nederland is reeds staande praktijk dat bij een afwijzing van de aanvraag voor
een verblijfsvergunning asiel in de meeromvattende beschikking door de IND
beoordeeld wordt of de (onderbouwde) medische omstandigheden grond zijn voor
het - tijdelijk - achterwege laten van de uitzetting (toepassing van artikel 64 van
de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)). Een vreemdeling kan ook, los van een
asielprocedure, een verzoek doen om toepassing van artikel 64 Vw. Bij een
vreemdeling die lijdt aan een ziekte waarvan vaststaat dat het achterwege blijven
van behandeling binnen drie maanden zou leiden tot overlijden, invaliditeit of een
andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade, wordt reeds thans
uitzetting achterwege gelaten op grond van artikel 64 Vw.
Bij de beoordeling wordt door de IND gekeken of de (noodzakelijke) medische
zorg in het herkomstland beschikbaar is. Indien de medische toestand van de
vreemdeling valt onder de reikwijdte van de hierboven beschreven norm (lijdt aan
een ziekte waarvan vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen
drie maanden zou leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van
ernstige geestelijke of lichamelijke schade) én evident is dat de noodzakelijk
medische zorg bij terugkeer in het land van herkomst niet beschikbaar of
toegankelijk is, wordt de uitzetting van de vreemdeling achterwege gelaten op
Pagina 2 van 3
UUI, Alm.del - 2017-18 - Endeligt svar på spørgsmål 456: Spm. om oplysning om ministeriet under arbejdet med at fortolke Paposhvili-dommens betydning for dansk praksis har hørt andre europæiske lande om deres fortolkning og evt. implementering af dommen, til udlændinge- og integrationsministeren
1872424_0003.png
grond van artikel 64 Vw. Na een jaar onafgebroken verblijf op grond van artikel
64 Vw kan de vreemdeling een reguliere vergunning op tijdelijke humanitaire
gronden aanvragen. Voor het aanvragen van deze vergunning zullen geen leges
worden gevraagd van de vreemdeling. Het verstrekken van deze verblijfstitels
aan ernstig zieke vreemdelingen in relatie tot artikel 3 EVRM, in plaats van een
asielvergunning, sluit aan bij het arrest van het Hof van Justitie van de EU
(HvJEU) in de zaak M’Bodj tegen de Belgische staat.
4
In die uitspraak heeft het
HvJEU namelijk geoordeeld dat een verzoek om toelating op medische gronden
niet is te zien als een verzoek om asielbescherming en daarom niet valt onder de
werkingssfeer van de EU-Procedurerichtlijn (2013/32/EU).
Indien een vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat noodzakelijk geachte
medische zorg in zijn het land van herkomst voor hem niet toegankelijk is en er
derhalve, zoals bedoeld in de uitspraak Paposhvili, reden is om aan te nemen dat
de vreemdeling zonder individuele garanties hier geen toegang toe heeft, zal de
IND in het besluit opnemen welke voorwaarden door DT&V gerealiseerd dienen te
worden alvorens tot uitzetting kan worden overgegaan. In afwachting van de
invulling van deze voorwaarden zal dan aan de vreemdeling tijdelijk rechtmatig
verblijf en opvang kunnen worden gebonden op grond van artikel 64 Vw.
Met dit toetsingskader geef ik invulling aan de door het EHRM geïdentificeerde
“uitzonderlijke omstandigheden” bij uitzetting van ernstig zieke vreemdelingen,
daarbij de terughoudendheid van het EHRM in acht nemend. Door uitzetting
achterwege te laten bij dergelijke medische omstandigheden, wordt voorkomen
dat een ernstig zieke vreemdeling aan een met artikel 3 EVRM strijdige situatie
wordt blootgesteld.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
K.H.D.M. Dijkhoff
4
HvJEU 18 december 2014, M’Bodj tegen België, C 542/13
Pagina 3 van 3